belijden

Wij belijden...

De leer van de kerk is verwoord in de belijdenis. Hierin voelen wij ons verbonden met andere gemeenten die dezelfde belijdenis onderschrijven. Dit zijn kerkelijke gemeenten van andere tijden en van andere plaatsen, waar ook ter wereld.

Wij kennen zes documenten die we direct tot de belijdenis van onze kerk rekenen. Drie ervan zijn ontstaan in de eerste eeuwen na Christus' opstanding. De andere drie zijn tot stand gekomen in de begintijd van de reformatorische kerk in Nederland, aan het eind van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw. Deze laatste drie worden ook wel aangeduid als de drie Formulieren van Enigheid omdat ze de basis vormen voor alle kerken in Nederland van gereformeerd belijden.

De drie Formulieren van Enigheid:

De algemene belijdenisgeschriften, ontstaan in de vroeg-christelijke kerk, zijn ook onderdeel van de grondslag van andere christelijke kerken, zoals de Rooms-katholieke kerk.

  • Apostolische geloofsbelijdenis (of: de twaalf artikelen van het algemeen ongetwijfeld christelijk geloof)

    1. Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.
    2. En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onzen Heere;
    3. Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria;
    4. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle;
    5. ten derden dage wederom opgestaan van de doden;
    6. opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des Almachtigen Vaders;
    7. vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
    8. Ik geloof in den Heiligen Geest.
    9. Ik geloof een heilige, algemene, Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen;
    10. vergeving der zonden;
    11. wederopstanding des vleses;
    12. en een eeuwig leven.

  • Geloofsbelijdenis van Nicea, opgesteld in 325 na Chr.

    Ik geloof in één God, den almachtigen Vader, Schepper des hemels en der aarde, aller zienlijke en onzienlijke dingen.
    En in één Heere Jezus Christus, den eniggeboren Zoon van God,geboren uit den Vader vóór alle eeuwen; God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren, niet gemaakt, van hetzelfde wezen met den Vader, door Welken alle dingen gemaakt zijn.
    Die om ons mensen en om onze zaligheid, is nedergekomen uit den hemel, en vlees geworden is van den Heiligen Geest uit de maagd Maria, en een mens is geworden; ook voor ons gekruisigd is onder Pontius Pilatus, geleden heeft, en begraven is; en ten derden dage opgestaan is naar de Schriften, en opgevaren is ten hemel; zit ter rechterhand des Vaders, en zal wederkomen met heerlijkheid om te oordelen de levenden en de doden; Wiens Rijk geen einde zal hebben.
    En in den Heiligen Geest, Die Heere is en levend maakt, Die van den Vader en den Zoon uitgaat, Die te samen met den Vader en den Zoon aangebeden en verheerlijkt wordt, Die gesproken heeft door de Profeten. En één, heilige, algemene en apostolische Kerk.
    Ik belijd één Doop tot vergeving der zonden, en ik verwacht de opstanding der doden en het leven der toekomende eeuw.

  • Geloofsbelijdenis van Athanasius, bisschop van Alexandrië, geschreven in 333 na Chr.

    1. Zo wie wil zalig zijn, dien is vóór alle dingen nodig, dat hij het algemeen geloof houde;
    2. en zo wie dit niet geheel en ongeschonden bewaart, die zal zonder twijfel eeuwiglijk verloren gaan.
    3. Het algemeen geloof is dit: dat wij den Enigen God in de Drieheid, en de Drieheid in de Eenheid eren;
    4. zonder de Personen te vermengen, of het wezen, de zelfstandigheid te delen.
    5. Want de Persoon des Vaders is een ander, die des Zoons is een ander, die des Heiligen Geestes is een ander;
    6. maar de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest, hebben één Godheid, gelijke eer, en gelijke eeuwige heerlijkheid.
    7. Hoedanig de Vader is, zodanig is ook de Zoon, zodanig is ook de Heilige Geest.
    8. De Vader is ongeschapen, de Zoon is ongeschapen, de Heilige Geest is ongeschapen;
    9. onmetelijk is de Vader, onmetelijk is de Zoon, onmetelijk is de Heilige Geest;
    10. de Vader is eeuwig, de Zoon is eeuwig, de Heilige Geest is eeuwig;
    11. nochtans zijn het niet drie Eeuwigen, maar één Eeuwige;
    12. gelijk ook niet drie Ongeschapenen, noch drie Onmetelijken, maar één Ongeschapene, en één Onmetelijke.
    13. Desgelijks is de Vader almachtig, de Zoon almachtig, de Heilige Geest almachtig;
    14. en nochtans zijn het niet drie Almachtigen, maar één Almachtige.
    15. Alzo is ook de Vader God, de Zoon God, de Heilige Geest God;
    16. en nochtans zijn het niet drie Goden, maar het is één God;
    17. alzo is de Vader Heere, de Zoon Heere, de Heilige Geest Heere;
    18. en nochtans zijn het niet drie Heeren, maar het is één Heere;
    19. want gelijk wij door de Christelijke waarheid genoodzaakt worden, een iegelijk Persoon afzonderlijk God of Heere te noemen,
    20. alzo is ons ook door het algemeen geloof verboden drie Goden of Heeren te belijden.
    21. De Vader is van niemand gemaakt, noch geschapen, noch gegenereerd;
    22. de Zoon is van den Vader alleen, niet gemaakt, noch geschapen, maar gegenereerd;
    23. de Heilige Geest is van den Vader en den Zoon, niet gemaakt, noch geschapen, noch gegenereerd, maar uitgegaan.
    24. Zo is er dan één Vader, niet drie Vaders; één Zoon, niet drie Zonen; één Heilige Geest, niet drie Heilige Geesten.
    25. En in deze Drieheid is niet eerst, of laatst, niet meest of minst;
    26. maar de ganse drie Personen hebben gelijke eeuwigheid, en zijn elkander alleszins gelijk;
    27. zodat in alle opzichten, gelijk nu gezegd is, de Eenheid in de Drieheid, en de Drieheid in de Eenheid te eren zij.
    28. Daarom zo iemand zalig wil worden, die moet aldus van de Drievuldigheid geloven.
    29. Maar het is tot de eeuwige zaligheid nodig, dat hij ook de menswording van onzen Heere Jezus Christus getrouwelijk gelove.
    30. Zo is dan het rechte geloof, dat wij geloven en belijden, dat onze Heere Jezus Christus, Gods Zoon, God en mens is.
    31. Hij is God uit de zelfstandigheid des Vaders, vóór alle tijden gegenereerd, en mens uit de zelfstandigheid Zijner moeder, in den tijd geboren;
    32. volkomen God, volkomen mens, hebbende een redelijke ziel en menselijk vlees;
    33. den Vader gelijk naar de Godheid, minder dan de Vader naar de mensheid.
    34. Die, hoewel Hij God en mens is, zo is Hij nochtans niet twee, maar één Christus;
    35. Hij is één, niet door verandering der Godheid in het vlees, maar door de aanneming der mensheid in God;
    36. Hij is één, niet door vermenging der zelfstandigheid, maar door eenheid des Persoons;
    37. want gelijk de redelijke ziel en het vlees één mens zijn, alzo is God en mens één Christus.
    38. Die geleden heeft om onze zaligheid, nedergedaald is ter helle, ten derden dage weder is opgestaan van de doden;
    39. opgevaren ten hemel, zit ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders;
    40. en vandaar zal komen om te oordelen de levenden en de doden;
    41. bij Wiens komst alle mensen zullen wederopstaan met hun lichamen,
    42. en van hun eigen werken rekenschap geven.
    43. en die goed gedaan hebben, zullen in het eeuwige leven gaan, maar die kwaad gedaan hebben, in het eeuwige vuur.
    44. Dit is het algemeen geloof; hetwelk, indien iemand het niet naar boven getrouw en vast gelooft, die zal niet kunnen zalig worden.